Survival of the fittest

De Nederlandse wetenschap staat wereldwijd hoog aangeschreven. Om die positie te behouden, is een voortdurende zoektocht gaande naar de meest excellente onderzoekers. Op weg naar de top krijgen zij – net als in andere sectoren – te maken met pittige competitie, strenge criteria en onvermijdelijke tegenslag. De weg naar de top is óók een afvalrace.

Onderzoek 7. Survival of the fittest. Credits Eline van Strien
Beeld: Eline van Strien

Tekst: Emma van der Deijl en Jiske Boots

René Veenstra is hoogleraar sociologie aan de Rijksuniversiteit Groningen. Hij begeleidt regelmatig onderzoekers bij het schrijven van aanvragen. ‘Dat is echt topsport. De concurrentie is moordend en uiteindelijk wordt er maar een klein percentage gehonoreerd.’ Hij ziet één groot verschil met topsport: als je daar écht tot de top behoort, word je ondersteund. Ook als je niet naar de Olympische Spelen gaat. Dat is in de wetenschap wel anders. ‘De groep die het nét niet haalt, maar wel een vreselijk goed idee had, loopt toch die grote beurs mis. Veel goede ideeën komen zo nooit tot uitvoering.’

Trechter van talent

Maar is die strenge selectie niet inherent aan de zoektocht naar excellentie? Het is logisch dat niet iedere promovendus een postdoc wordt, niet iedere postdoc universitair docent en niet iedere universitair docent hoogleraar. ‘Een wetenschappelijke carrière werkt nou eenmaal als een trechter. De vraag is: hoe breed kan die trechter zijn? Nu is die soms wel heel nauw. Met een zeer goede score op een aanvraag komt het vaak toch niet tot een honorering. En net als bij topsport zie je dat jonge wetenschappers het opgeven als ze een paar keer buiten de boot vallen.’

Die bittere pil

Het werken aan een aanvraag kost de wetenschapper soms maanden, terwijl de kans niet door de selectie te komen aanzienlijk is. ‘Ik weet nog wel dat ik op vakantie was in Ierland toen ik hoorde dat mijn Vidi-aanvraag niet werd gehonoreerd’, vertelt Veenstra. ‘Ik had toen echt een paar dagen nodig om die bittere pil te verwerken.’

Net als bij topsport zie je dat jonge wetenschappers het opgeven als ze een paar keer buiten de boot vallen

René Veenstra, hoogleraar Sociologie

Hij benadrukt dat het niet als een persoonlijke afwijzing voelt, een aanvraag is vaak een inspanning van het hele team. ‘Op het moment dat een postdoc het niet haalt bij een Veni of een staflid bij een Vidi, moet je erkennen dat het als team niet gelukt is.’ Veenstra gaf overigens niet op en in de jaren na zijn niet-gehonoreerde Vidi-aanvraag, keerde het tij. Hij haalde twee keer een subsidie van dezelfde omvang binnen en ontving in 2015 een Vici-beurs.

Keihard inzetten

Feit blijft: voor jonge onderzoekers is een academische carrière allesbehalve een garantie. Volgens Nella van den Brandt, religiewetenschapper aan de Universiteit Utrecht, is dat vaak onderwerp van gesprek. ‘Veel jonge onderzoekers hebben ambities en dromen van een academische loopbaan. Maar de concurrentie is groot en de contracten blijven lang tijdelijk. Dat betekent niet alleen baanonzekerheid, je krijgt daarmee bijvoorbeeld ook moeilijker een hypotheek. En omdat de academische wereld sterk internationaal georiënteerd is, moet je klaarstaan om voor je volgende baan naar het buitenland te vertrekken.’ De combinatie van deze verwachtingen met bijvoorbeeld de wens om te settelen of taken als mantelzorger te verrichten, is wat jonge academici aan het denken zet over hun carrière. ‘Veel onderzoekers en docenten staan voor de keuze: óf je zet je keihard in voor een academische carrière óf je hebt een bevredigend sociaal leven.’

Onderzoek 7. Survival of the fittest 2. Credits Eline van Strien
Beeld: Eline van Strien

Op zoek naar de allerbesten

Om aan de top te komen, zijn naast uitzonderlijk talent ook inspanningen en offers vereist. Daarin is de wetenschap niet uniek. Sporttalenten doen er alles voor om gescout te worden. Wie een baan wil bij een populaire werkgever, moet zich door steeds uitgebreidere sollicitatieprocedures worstelen. En wie een aanbesteding wil winnen, mag geen steken laten vallen. Selectie-experts van buiten de wetenschap vertellen hoe zij tot hun keuzes komen.


Werken bij KLM

Ook de afvallers helpen

Voor veel sollicitanten is werken bij KLM een droom. De luchtvaartmaatschappij staat al jaren hoog op de lijst van favoriete werkgevers. Een team van vijftien recruiters zoekt naar de allerbeste kandidaten uit een enorme stapel sollicitatiebrieven.

Ellen van der Kolk is bij KLM verantwoordelijk voor de selectie van young potentials: kandidaten voor startersfuncties, stages en traineeships. Collega Kim Knoppel houdt zich bezig met de werving voor die functies. Hoe selecteert het team uit de brede aanwas de beste kandidaten? ‘Sollicitanten doen allerlei assessments en op basis daarvan kunnen we goed inschatten of ze geschikt zijn’, zegt Knoppel. ‘Daarna kijken we naar wat hen speciaal maakt, wat ze anders doen dan andere kandidaten. Het selecteren zelf is uiteindelijk echt mensenwerk.’ Aan het eind van de rit komen slechts enkele kandidaten in aanmerking voor een traineeship. De afvallers krijgen een afwijzing per mail en de mogelijkheid telefonisch toelichting te vragen.

Na een sollicitatie is het belangrijk om eerlijk te zijn

‘Mensen zijn vaak erg teleurgesteld’, vertelt Van der Kolk over die telefoontjes. De teleurstelling over afwijzingen is in de wetenschap niet anders. In de manier waarop sollicitanten en wetenschappers na een afwijzing verder worden geholpen, zouden we best wat van elkaar kunnen leren, volgens de recruiters. Knoppel: ‘Wij vinden het heel belangrijk om voldoende aandacht te geven aan de afvallers. Als je ergens zo veel tijd en moeite in stopt, is een heldere uitleg wel het minste wat je mag verwachten. Dat helpt hen ook weer op weg bij een volgende sollicitatie.’ Van der Kolk: ‘Ik vind het na een sollicitatie heel belangrijk om eerlijk te zijn. Als iemand echt niet bij de functie past, raden we niet aan om op korte termijn opnieuw op dezelfde functie te solliciteren.’


Topsport bij Kampong

Hard, maar wel eerlijk

Net als alle topsportverenigingen heeft ook de Utrechtse hockeyclub Kampong te maken met een strenge selectie. Veel jonge hockeyers dromen ervan om op professioneel niveau te spelen, in het eerste team. Hoe zorg je er voor dat je tussen al die fanatieke jongens en meisjes de beste spelers ontdekt?

Het is de grootste club van Nederland en de prijzenkast is gevuld met veel nationale en Europese bekroningen. Niet gek dus, die droom van al die jonge hockeyers én hun ouders. Alex Verga is manager Opleiding en Ontwikkeling Tophockey bij Kampong. ‘Selecteren in sport is het moeilijkste dat er bestaat, met name bij de jeugd. Wij hanteren verschillende pijlers: respect, verantwoordelijkheid, intensiteit en clubgevoel. Het gedrag staat voor mij op nummer één. Een speler kan misschien wel goed hockeyen, maar als het gedrag niet klopt, red je het niet in de topsport.’ Een belangrijk verschil met selectie in de wetenschap is de leeftijd: Verga heeft vaak met jonge kinderen te maken en juist op die leeftijd kan gedrag ineens veranderen.

Een stijgende lijn naar de top kan ineens drastisch omslaan

‘Als ze in de puberteit komen, willen ze andere dingen ontdekken. Een stijgende lijn naar de top kan dan ineens drastisch omslaan.’ Het scouten van tophockeyers is bepaald geen momentopname. Om een beter beeld te krijgen van een speler, heeft Verga dagelijks contact met de trainers van de twaalf beste teams van de club. Vroeger was de scouting enkel gebaseerd op selectietrainingen, maar met het huidige model kan hij de spelers het hele jaar volgen. Als scout laat hij nooit aan potentiële kandidaten weten dat ze worden gevolgd. Maar natuurlijk voelen ze wel dat ze in de gaten worden gehouden. Als er dan niets uitkomt, kan dat zuur zijn. Gelukkig hebben we wel altijd plek in een lager team en dan blijven we ze observeren. Sport is wat dat betreft hard, maar wel eerlijk.’


Aanbesteden bij de overheid

Maximaal objectief en rechtvaardig selecteren

Voor een inkoper is ‘selecteren’ onderdeel van  het dagelijks werk. Overheidsorganisaties kopen via aanbestedingen producten en diensten in. Leveranciers staan vaak te popelen om opdrachten binnen te slepen. Wie krijgt de order?

Nadieh Paas en Ron Wammes werken als inkopers bij KVK. Ze begeleiden het aankoopproces en zorgen ervoor dat het objectief en rechtmatig verloopt. Afhankelijk van de hoogte van het bedrag is een publieke organisatie verplicht om de opdracht in de markt uit te zetten, zo bepaalt de Aanbestedingswet. ‘Wanneer je als particulier een keuken koopt, ga je onderhandelen totdat je je er happy bij voelt’, zegt Wammes. ‘Jouw gevoel is dan bepalend. Bij overheidsinkoop moet je heel duidelijk stellen aan welke eisen iets moet voldoen en dat bepaalt uiteindelijk wie de opdracht krijgt.  Je gevoel of persoonlijke voorkeur speelt daarin geen rol, tenzij je vooraf goed opneemt hoe je dit meeneemt in de procedure.’

Als er drie leveranciers zijn, ga je geen idiote criteria hanteren

De procedure van selectie begint met een inkoop-plan. Daarin staan de verwachte kosten, de gewenste periode van afname en het aantal potentiële aanbieders in de markt. Ook worden uitsluitingsgronden en selectiecriteria opgesteld. ‘Die zorgen ervoor dat er niet te veel aanmeldingen binnenkomen’, legt Wammes uit. ‘Als teveel aanbieders reageren, kunnen we die niet allemaal kwalitatief beoordelen. En andersom: als je weet dat er maar drie leveranciers zijn in Nederland, ga je geen idiote criteria hanteren want dan hou je niets meer over.’
Na de inschrijving beslissen de beoordelaars wie de opdracht krijgt, op basis van de vooraf bepaalde gunningscriteria. Een presentatie kan daar onderdeel van uitmaken. ‘Sommige leveranciers zijn op papier heel sterk’, zegt Paas, ‘maar als zij een presentatie geven, krijg je soms toch een andere blik – en komen we tot een andere uitkomst dan vooraf verwacht.’ Als belangrijkste verschil met de wetenschap zien Paas en Wammes het gebruik van peer reviews, waar in hun werk geen sprake van is. ‘Onze aanbestedingen zijn door de vorm van het proces maximaal geobjectiveerd. Een peer review heeft al snel een bepaalde vorm van subjectiviteit.’ Wammes ziet daar ook een reden voor: Onderzoekers weten lang niet altijd van tevoren wat hun project gaat opleveren. Bij onze aanpak is het nu juist cruciaal om vooraf maximale zekerheid in te bouwen.’