Prof. dr. B.A. (Beatrice) de Graaf

Beatrice de Graaf is hoogleraar internationale en politieke geschiedenis aan de Universiteit Utrecht. Ze geldt als een wetenschapper die in staat is zeer abstracte concepten te vertalen naar praktische discussies zonder daarbij de wetenschappelijk nuance uit het zicht te verliezen. Vanaf het begin van haar carrière heeft ze er altijd naar gestreefd theoretische inzichten in terrorisme en veiligheid tastbaar te maken voor overheden en, via de media, voor een breder publiek.

NWO_BEATRICE DE GRAAF_RAFAEL PHILIPPEN-landscape.jpg
Prof. dr. B.A. (Beatrice) de Graaf (credits: Rafaël Philippen)

Dit staat De Graaf geenszins in de weg om op hoog niveau historisch onderzoek te verrichten. Aan het mede door haar opgerichte Centre for Terrorism and Counterterrorism (CTC) van de Universiteit Leiden verrichtte ze onderzoek naar terrorismebestrijding in Nederland, de Duitse Bondsrepubliek, Italië en de VS in de jaren ’70. Ze beschreef de verschillen tussen de aanpak van deze landen op een vernieuwende manier door de bril van performative power – de mate waarin terroristen hun stempel op een samenleving weten te drukken. In haar studie Evaluating Counterterrorism Performance betoogt ze dat de manier waarop een overheid op een aanslag reageert, grote invloed uitoefent op de motivatie van terroristen om nieuwe aanslagen te plegen, en dat regeringen zich beter van die invloed bewust zouden moeten zijn.

Gefinancierd door een Consolidator Grant van het European Research Council (ERC) verricht De Graaf sinds 2014 onderzoek naar de manier waarop zich tussen 1815 en 1914 een aantal verschillende Europese ‘veiligheidsregimes’ ontwikkelden die hun invloed over de hele wereld deden gelden. Dat levert verrassende parallellen met het heden op, waaronder de vaststelling dat de Russische inspanningen om westerse systemen te hacken terug te voeren zijn op de sabotageacties van de tsaristische geheime politie. Volgens de Graaf voert ‘Poetin een 19de-eeuwse grootmachtenpolitiek’ in een poging de Europese landen uit elkaar te spelen. ‘Daarbij moeten we dan ook nadenken over manieren om Ruslands status als regionale grootmacht beter te erkennen; door bijvoorbeeld diplomatieke ‘theaters’ te bedenken waar je Poetin zijn status en invloedssfeer onder strikte condities gunt.’ Met dit soort diepe inzichten levert De Graaf een verfrissende bijdrage aan veiligheidsdiscussies.

Hoewel een historicus pur sang, kijkt De Graaf graag over de grenzen van haar vakgebied heen in het besef dat veiligheid en terreur een sterke psychologische en sociale component in zich dragen. Ze werkt nauw samen met haar afdeling en team met bestuurskundigen, juristen, sociaal-psychologen en pedagogen. Zo ontwikkelde ze samen met hoogleraren pedagogiek Micha de Winter en Mariëtte de Haan een lesmethode over terrorisme, terrorismebestrijding en (de)radicalisering voor het onderwijs. De methode (nu nog in pilot, maar per september 2018 publiek toegankelijk), die onder meer bestaat uit een speciale app, is bedoeld om in de klas tegemoet te komen aan gevoelens van woede, angst en onmacht onder scholieren die voortkomen uit terroristisch geweld.

De Graaf is lid van de European Council on Foreign Relations en het European Expert Network on Terrorism Issues. Ze was met Alexander Rinnooy Kan voorzitter van de Nationale Wetenschapsagenda. Ze verstrekt adviezen aan publieke en private instellingen, zoals politie, gemeenten en ministeries, in binnen- en buitenland. De Graaf is een veelgevraagd spreker en een graag geziene gast in actualiteitenprogramma’s als De Wereld Draait Door.

Terrorisme wordt te gemakkelijk gereduceerd tot jihadisme

Beatrice de Graaf
  • Lees het interview | De verleiding van het heilige

    Beatrice de Graaf is hoogleraar internationale en politieke geschiedenis aan de Universiteit Utrecht. Als terrorisme-expert bouwde ze ook buiten de wetenschappelijke wereld grote faam op. ‘Terrorisme ebt weg als de onderliggende heilige waarden ontmaskerd worden.’ De Graaf ontvangt in 2018 een Stevinpremie van 2,5 miljoen euro.

    Hoe word je terrorisme-expert?

    ‘Van kinds af aan ben ik geïnteresseerd geweest in de vraag: waar komt het kwaad vandaan en hoe maak je het beheersbaar. Zo kun je mijn onderzoek heel goed samenvatten. Ik was vanaf mijn vroegste jeugd gefascineerd door de Sprookjes van Grimm: gruwelijke verhalen over monsters in de bossen. Mijn opa promoveerde op Duitse sagen en heldendichten, en nam ons mee naar die plekken in de bossen. Daarnaast kom ik uit Putten. Mijn vader was voorzitter van de commissie die de geschiedenis van de razzia van Putten heeft proberen te ontsluiten en voor het grote publiek toegankelijk heeft gemaakt. In die lijn zie ik mijzelf terug. Dat je wilt weten hoe het zat, hoe het heeft kunnen gebeuren, en wat je er aan kan doen.’

    Je bent historicus maar je staat tegelijkertijd bekend om je praktische adviezen. Hoe verhouden deze twee aspecten zich in je onderzoek?

    ‘Ik heb twee lijnen van onderzoek. Een echt historische lijn: vanaf de Napoleontische oorlogen tot het heden. Ik kijk daarbij naar de grote transformaties en omwentelingen in het denken over het inregelen van veiligheid. Hoe hebben staten dat vroeger gedaan? Wat waren de gevaren en wie waren de bedreigers – en wie bepaalde dat op welke wijze? Mijn andere onderzoekslijn is de directe toepassing. Misschien dat ik daardoor voor deze premie de aandacht heb getrokken. Toegerust met de kennis en bagage uit mijn historische onderzoek probeer ik korte lijntjes te leggen door mij af te vragen: wat doen we eraan?’

    Is terrorisme werkelijk te bestrijden?

    ‘Uit de geschiedenis blijkt dat onveiligheid in golven komt. Het kwaad is altijd weer beheersbaar te maken, maar dreigt ook altijd weer in een andere gedaante terug te komen. Als je veiligheid bestendig en duurzaam wilt maken, dan moet je deze zo deliberatief en inclusief mogelijk inregelen. Je moet participatie en draagvlak genereren. Zo regel je dat terroristen geen draaideurterroristen worden.’

    Hoe gingen landen vroeger met terrorisme om?

    ‘Ze deden hetzelfde als nu: landen binnenvallen. Toen in 1860 Druzen in Syrië christenen begonnen aan te vallen, en ook nog eens de Amerikaanse en Nederlandse consul werden omgebracht, werd er onder leiding van Frankrijk een Europese expeditie op touw gezet – eigenlijk een soort ISAF-missie – om Syrië te bezetten en de Ottomaanse sultan te helpen. Hetzelfde heeft Frankrijk in Noord-Afrika gedaan. Algerije werd binnengevallen met het argument dat daar piraten waren die Franse handelskonvooien aanvielen – wat overigens waar was.’

    Dat klinkt verrassend modern!

    ‘Zeker. Er blijkt in de 19de eeuw zelfs al een soort NAVO te hebben bestaan die niemand nog kent en die ik gevonden heb in het archief. Deze heette de Geallieerde Raad en kwam een keer per week bijeen in Parijs. Alle grote spelers die nu in de NAVO zitten waren er aanwezig, minus de Amerikanen. Het boek wat ik daarover heb geschreven is de vrucht van mijn ERC-onderzoek en komt in september uit. Ik beschouw het echt als een nieuwe ontdekking: kijk eens hoe verrassend modern men in het begin van de 19de eeuw al was – en hoe heilloos dat op den duur mislukte.’

    U bent een veelgevraagd spreker over terroristische aanslagen. Hoe ziet u zich het terrorisme ontwikkelen nu IS verslagen lijkt?

    ‘Ik weet niet of het nu al zal wegebben. Al-Qaida is weg, het Kalifaat is weg. Maar dat is misschien vooral ónze beleving. In landen als Libië, Afghanistan en Irak is IS nog steeds volop actief. Misschien is IS zich vooral aan het hergroeperen en komt de terreur weer terug. Maar omdat het kalifaat als organisatie weg is zijn ze minder goed in staat om grote, goed gecoördineerde aanslagen te organiseren – met paspoorten en een hoop geld – zoals Bataclan. In plaats daarvan zie je vooral ‘home-grown’ terreur: dat iemand met een mes insteekt op willekeurige voorbijgangers.’

    Dat klinkt niettemin als een aflopende zaak voor het jihadisme.

    ‘Nou, terrorismegolven duren vaak een jaar of veertig. Uit de geschiedenis weten we ook dat als wij denken dat een golf wegebt, er al een nieuwe in aantocht is. Dat zou wel eens het tribale terrorisme kunnen zijn: eigen-volk-eerst-terrorisme. Denk aan de aanslag in Charlottesville, of aan de Duitse NSU: blanke terroristen die het gemunt hebben op moslims en mensen met een andere huidskleur. Het plaatje is complexer dan je denkt. Terrorisme wordt tegenwoordig te gemakkelijk gereduceerd tot het jihadisme – al beaam ik dat dat nog altijd de grootste bedreiging vormt.’

    Wat moeten we straks met alle gepensioneerde jihadisten aan?

    ‘Daar heb ik vorig jaar samen met een bestuurskundige collega een boek over geschreven. Dat heeft mede geleid tot een exitfaciliteit in Nederland. Terroristen moet je namelijk niet zomaar op straat zetten als ze hun straf hebben uitgezeten, want dan worden ze gestigmatiseerd of gaan ze weer naar Syrië.

    Voor de NCTV (Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid) ben ik aan een vrij praktisch project begonnen om onder meer gemeenten om te leren gaan met deradicalisering. De centrale idee is ‘de verleidingskracht van het heilige’. Wij wonen in een seculiere samenleving waarin de mensen zichzelf identificeren met een levenslijn die loopt via de weg huwelijk, carrière, gezin, kinderen, reizen. Dat soort levenslijnen zijn voor sommige jongens niet te bereiken – of zijn niet aantrekkelijk genoeg. Als je dan door een terroristische groepering een andere levenslijn krijgt aangeboden die behelst dat je mee mag meedoen aan een kosmische strijd tussen goed en kwaad, dan kan dat zeer aantrekkelijk zijn. Dit heeft in feite niets te maken met de religieuze dogma’s van de islam. Zo’n jongen denkt simpelweg: via deze shortcut kan ik van vakkenvuller in een klap engel der wrake worden.’

    Hoe zou je dat kunnen ontmoedigen, volgens jou?

    ‘Ik verzamel momenteel verdachten en veroordeelden om met hen door te praten over hoe ze de stappen zetten om hun eigen levenslijn in te zetten voor zo’n hogere levenslijn. Hoe gaat dat in zijn werk en hoe belangrijk is daarbij de kracht van religie? Staren we ons niet teveel blind op de boeken en geschriften, en moeten we niet meer kijken naar de praktijk van het ‘heilige handelen’? Overigens hebben we als westerse wereld boter op het hoofd, want de financiering van de moedjahedien tegen Rusland is in feite de bron van het jihadistisch terrorisme.’

    Helpt het voor deradicalisering ook al niet enorm dat er inmiddels beelden circuleren van IS-strijders die bommen op hun hoofd krijgen?

    ‘Dat denk ik wel. Terrorisme komt niet ten einde omdat je een bevolkingsgroep of levensbeschouwing gaat criminaliseren. Terrorisme ebt weg als de onderliggende heilige waarden ontmaskerd worden. De Duitse RAF kwam niet ten einde omdat het socialisme werd uitgeroeid, maar omdat hun doelstellingen banaal bleken te zijn. Uiteindelijk ging het ze alleen maar om wraak nemen en bankovervallen plegen – en bewonderaars begonnen dat te zien. De val van de muur heeft natuurlijk ook geholpen bij de ondermijning van de heilstaat.’

    Je geeft ook voorlichting aan kinderen. Waarom?

    ‘Kinderen hebben zoveel vragen. Ze hebben allemaal een iPhone, dus ze weten wat er speelt. Er zijn altijd slimme jongetjes die weten wat een kalasjnikov is. Juffen en meesters worden dan wel eens overvraagd.

    Ik heb zelf drie kinderen op de basisschool zitten. Sinds de aanslagen op Charlie Hebdo en Bataclan krijg ik steeds vaker de vraag: ‘jij bent toch terrorisme-expert? Kun je niet een keer langskomen om iets te vertellen?’ Toen ik dat een paar keer had gedaan, begonnen ook andere scholen een beroep op mij te doen. Ik dacht toen: dit moet ik systematiseren. Samen met pedagogen Micha de Winter en Mariëtte de Haan, informatiekundige Frans van Wieringen en conflictonderzoeker Ralph Sprenkels heb ik een app ontwikkeld waarmee we kennis op een pedagogisch verantwoord overdragen op een manier dat de leerkrachten er meteen wat mee kunnen. We zijn er nu een jaar mee bezig en runnen een pilot op zes scholen. Het gaat zo goed dat we vanaf september gaan uitbreiden naar dertig scholen. De Utrechtse studenten informatiekunde hebben de app gebouwd. Mijn studenten leveren de kennis. Pedagogen kijken of het verantwoord is. Dit vindt ik echt een heel mooi project, omdat het in een lesmethode voorziet om kinderen zelf over deze zaken te laten praten.’

    Wat ga je met de Stevinpremie doen en wat wil je, iets verder in de toekomst, graag onderzoeken?

    ‘Ik zit in de afrondende fase van mijn vijfjarige ERC-project. Een paar weken geleden dacht ik: ach heden, nu moet ik weer een nieuwe aanvraag schrijven. Ik heb namelijk wel een soort van half idee, maar dat is nog niet goed uitgekristalliseerd. Ik zou met het 19de-eeuwse project nog wel een stap verder willen, en ook zou ik het Ter Info-project, de app, willen uitbouwen. Ik denk aan samenwerking met sociaalpsychologen, want ik ben een historicus die graag leentjebuur speelt bij andere disciplines. De Stevinpremie geeft mij nu vooral de ruimte om uit te ademen en niet meteen een dichtgetimmerd plan te hoeven voorleggen. Ik wil eventjes pas op de plaats maken en er uitgebreid met mijn team over praten. Want zonder hen had ik deze premie niet kunnen winnen.’