Met het grote publiek op het hobbelige pad van de wetenschap

Burgers spelen steeds vaker een partijtje mee in wetenschappelijk onderzoek. In citizen science-projecten voeren ze werk uit dat anders nooit zou gebeuren en compleet nieuwe informatie oplevert. Volgens pionier. Tine de Moor is de volgende stap dat burgers rechtstreeks baat kunnen hebben bij onderzoeksresultaten. Zo krijgt de samenleving pas echt waar voor haar geld.

Onderzoek najaar 2020. Citizen science. Credits Aisha Zeijpveld

Tekst Edo Beerda, Beeld: Aisha Zeijpvled

De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden was in de zestiende eeuw de eerste Europese staat waarin niet een vorst, maar de Staten-Generaal de baas was. Wat die afgevaardigden uit de provincies allemaal met elkaar bekokstoofden? Wie nieuwsgierig is, kan helpen duizenden resoluties te transcriberen die nu stof staan te vangen in twaalfhonderd meter archief. ‘Goetgevonden! Besluiten van de Staten-Generaal (1576-1796)’ is een van tientallen projecten waarop vrijwilligers via het platform VeleHanden.nl kunnen inschrijven.

Eeuwenoude huwelijksaktes

Tine de Moor, hoogleraar social enterprise & institutions for collective action aan de Erasmus Universiteit, was zeven jaar geleden een van de eerste wetenschappers – toen nog aan de Universiteit Utrecht – die gebruik durfde te maken van citizen science. Met hulp van ruim vijfhonderd vrijwilligers transcribeerde ze gegevens van duizenden eeuwenoude Amsterdamse huwelijksaktes voor onderzoek naar de evolutie van huwelijkspatronen in West-Europa. Zonder deze hulp was het nooit gelukt, simpelweg omdat er geen onderzoeksbudget was. Maar geld is zeker niet de enige drijfveer om burgers bij wetenschappelijk onderzoek te betrekken, onderstreept De Moor. ‘Het levert ontzettend veel data, inspiratie en enthousiasme voor het wetenschappelijk onderzoek op.’

Gekkenwerk

De goede ervaringen zijn voor haar reden om nog een stap verder te gaan richting extreme citizen science. Met een Vici-beurs gaat De Moor onderzoek doen naar burgercollectieven. Hedendaagse burgercollectieven moeten rechtstreeks baat hebben bij de onderzoeksresultaten via een online kennisplatform. ‘Misschien is het gekkenwerk’, zegt De Moor. ‘Maar wat is er mis mee dat je de maatschappij voedt met kennis uit wetenschappelijk onderzoek als ze daarom vraagt en vice versa? Bedrijven en overheden kloppen bij ons aan om kennis, dat mogen burgers ook. Het helpt bovendien om de claim op belastinggeld te rechtvaardigen.’

Rijkere bronnen van data

De voortvarende aanpak van De Moor illustreert hoe snel de rol van vrijwilligers de laatste pakweg vijftien jaar is gegroeid. Natuuronderzoeker Wim van der Putten van NIOO-KNAW ziet het aan de resultaten van de Bodemdierendagen: burgers geven massaal door hoeveel spinnen, pissebedden en slakken er in hun tuin of op hun balkon rondkruipen. ‘Deze inzet is superbelangrijk’, zegt Van der Putten. ‘Je krijgt toegang tot veel rijkere bronnen van data. Ik kan zelf niet al die tuintjes in.’

Bedrijven en overheden kloppen bij ons aan om kennis, dat mogen burgers ook

De afgelopen maanden werkte Van der Putten met onder andere De Moor in een commissie van het Nationaal Plan Open Science (NPOS) aan een rapport met aanbevelingen over citizen science. Die moeten het eenvoudiger maken om financiering toe te kennen aan burgerwetenschapsprojecten. In het rapport staan ook aanbevelingen over communicatie met de vrijwilligers, want daarmee staat of valt alles. ‘Burgers zijn geen onbetaalde arbeidskrachten, je moet ze betrekken bij het onderzoek’, legt Van der Putten uit. Maar deze interactie en een netwerk onderhouden vergen tijd en ervaring. De commissie pleit daarom voor één centraal  loket waar wetenschappers en burgers terecht kunnen voor citizen science-projecten.

Competitie als grote aanjager

Wat bezielt burgers eigenlijk om hun vrije tijd op te offeren voor het intikken van oude trouwaktes of het tellen van pissebedden? Oprechte interesse in het onderzoek en honger naar kennis, gelooft De Moor. Bij haar eerste project maakte ze zich zorgen of vrijwilligers het inkloppen van data wel een paar jaar zouden volhouden. Daarom bedacht ze een beloningssysteem: deelnemers konden punten verdienen voor elke ingevoerde en gecontroleerde akte en daarmee een van de historische boeken ‘kopen’ die ze bij collega’s bij elkaar had gebedeld. Tot haar verrassing was er weinig belangstelling. Maar de puntenteller – het competitie-element – bleek des te meer een aanjager om door te gaan.

Onwelgevallige informatie

Van der Putten denkt dat burgers vaker zelf citizen science-projecten zullen gaan aandragen. ‘Waarom zouden ze niet bij wetenschappers aankloppen om onderzoek te doen naar bijvoorbeeld een schandaal rond de stort van granuliet in Gelderse plassen? Het risico dat onwelgevallige informatie wordt weggelaten heb je bij elk onderzoek. Daarom hameren we ook op een transparante vraagstelling en methodiek.’ Je moet ook niet de regie over het onderzoek uit handen geven, onderstreept De Moor. ‘Je moet duidelijk afgebakende taken omschrijven zodat het voor vrijwilligers overzichtelijk en behapbaar blijft. Citizen science is een schitterend instrument om het grote publiek mee te nemen op het hobbelige pad van wetenschappelijke vraag naar antwoord. Het leert mensen begrijpen hoe je tot een goed onderbouwde conclusie komt. Juist nu, ten tijde van de pandemie, ligt er een unieke kans om de relatie tussen wetenschap en maatschappij te verbeteren.’

Perpetuum mobile

In haar net opgestarte onderzoek naar burgercollectieven draait het om de talloze energie- en zorgcoöperaties, broodfondsen, zelfoogstboerderijen en dergelijke die Nederland rijk is. Burgers gaan hierin samen uitdagingen te lijf die de overheid en de markt laten liggen of halfslachtig aanpakken. ‘Wat is het geheim achter een veerkrachtig, duurzaam burgercollectief? Met welke uitdagingen hebben ze te maken? Wij proberen daarin systematiek aan te brengen en antwoorden te formuleren. Ook wordt een zelfscan-instrument ontwikkeld.’ Voor de kennisuitwisseling tussen burgercollectieven, wetenschappers en praktijkexperts is het ‘zelforganiserende’ KennisPlatform Collectieve- Kracht.eu in aanbouw. Het laat zien hoe je een collectief organiseert, leden aantrekt en vasthoudt, omgaat met externe financiers, en samenwerking organiseert met lokale overheden. ‘Als het platform eenmaal staat, zou de kennisuitwisseling zo interessant moeten worden voor wetenschappers en burgercollectieven dat het gaat functioneren als een perpetuum mobile. Een goed aangepakt citizen science-project houdt uiteindelijk zichzelf draaiende, omdat burgers er plezier aan beleven om onderdeel te zijn van het grotere wetenschappelijke gebeuren. Dat geloof ik echt.’