Mediaoptredens doe ik liever niet meer – te veel negativiteit

Als wetenschapper heb je de plicht om je kennis en inzichten te delen met de buitenwereld. Maar zeg je dingen die sommige mensen niet welgevallig zijn, dan kun je rekenen op een flinke portie online scheldpartijen, bedreigingen en soms zelfs fysieke intimidatie aan het huisadres. Is dat de prijs die je betaalt voor financiering met publiek geld?

Punaises op toetsenbord
Beeld: Eline van Strien

Tekst: Elke Veldkamp

Sarah Bracke weet nog precies waar ze was toen ze haar eerste doodsbedreiging kreeg. ‘Het was avond en ik checkte mijn e-mail nog even. Daar stond opeens een anonieme dreigmail bij, met teksten als “We weten waar je woont” en “We houden je in de gaten”. Ik schrok me rot. Instinctief keek ik meteen uit het raam of daar iemand op straat stond.’

Inbox vol verwensingen

Bracke krijgt wel vaker nare reacties. Als hoogleraar sociologie van gender en seksualiteit aan de Universiteit van Amsterdam houdt ze zich bezig met onderwerpen op het snijvlak van gender, seksualiteit, racialisering en islam: thema’s waarvoor in de media veel aandacht is en die vaak sterke reacties oproepen. ‘Als ik in een krantenartikel geciteerd word over de manier waarop moslims geproblematiseerd worden in de samenleving, zit mijn inbox direct vol met verwensingen.’ In het begin reageerde ze nog wel eens op hatelijke berichten. ‘Maar ik leerde al snel dat dit zinloos is. De mensen die dit soort berichten sturen, zijn niet geïnteresseerd in een discussie over mijn wetenschappelijke bevindingen. En ik heb er ook geen tijd voor. Hatelijke e-mails lees ik niet meer, ik stop ze direct in een aparte map voor dossiervorming. En ik zit bewust niet op Twitter.’

Vrouwen vaker slachtoffer

Het aantal online haatberichten en bedreigingen is de afgelopen jaren fors toegenomen, zeker in het coronajaar 2020, meldde De Volkskrant afgelopen januari. Uit onderzoek onder politici en journalisten blijkt dat in die beroepsgroepen vrouwen relatief vaker slachtoffer zijn dan mannen. Waarschijnlijk gaat dat ook op voor vrouwelijke wetenschappers, hoewel daarover nog geen cijfers bekend zijn. De KNAW heeft daarom opgeroepen tot onderzoek naar intimidatie, juist ook van vrouwelijke wetenschappers. Ineke Sluiter, president van de KNAW (zie ook kader): ‘De beledigingen gericht aan vrouwen zijn geseksualiseerd en van een andere orde dan de beledigingen die mannen krijgen.’ Raisa Blommestijn, docent-onderzoeker aan het Instituut voor Metajuridica van de Rijksuniversiteit Leiden, weet daar alles van. Ze mengt zich regelmatig in debatten over racisme en de ‘cancelcultuur’. De haatberichten die ze daarop ontvangt, hangen vaak samen met haar vrouw-zijn. ‘Mijn uiterlijk wordt becommentarieerd, er komen verkrachtingsfantasieën voorbij en ik heb hijgers aan de telefoon gehad. Het vervelende is dat je je nergens meer kunt terugtrekken. Een auto reed een keer langzaam achter me terwijl ik op straat liep, ik was meteen op mijn hoede. Overdag hield ik een tijd de gordijnen dicht uit angst dat mensen erachter zouden komen waar ik woon. Het heeft een veel grotere impact op je leven dan mensen zich realiseren.’


Morele steun

Ineke Sluiter, hoogleraar Griekse taal- en letterkunde aan de Universiteit Leiden en president van de KNAW, besteedde in haar diesrede van 8 februari 2021 veel aandacht aan online haat: ‘Om te beginnen kunnen we professioneler omgaan met de begeleiding van onze mensen. Laat ze het niet alleen opknappen. We kunnen iets leren van een organisatie als Troll Busters, die gedetailleerde hulp biedt bij online harassment van journalisten. Hebben onze afdelingen communicatie en juridische zaken dit soort praktische informatie klaar liggen? En hoe zit het met de morele steun? Bellen leidinggevenden onmiddellijk hun mensen als ze zien of horen dat ze onder vuur liggen? Wat doen we als collega’s? Bieden we hulp en ondersteuning? Kunnen we ons beheersen en niet zeggen: “Je nam ook wel een erg uitgesproken standpunt in” of “Nou, je kreeg er wel weer van langs, hè?” De voorbeelden zijn uit het leven gegrepen en rieken naar victim blaming en nauw verholen leedvermaak.’


Meningencultuur

Een verklaring waarom vrouwen veel vaker mikpunt zijn, heeft Blommestijn niet. ‘Waarschijnlijk omdat vrouwen sowieso meer op hun uiterlijk worden beoordeeld. En mijn voorkomen is niet dat van een stereotype wetenschapper.’ Ook Bracke vermoedt dat het komt doordat bij veel mensen nog een klassiek beeld leeft van de wetenschapper als een wat oudere, witte heer. ‘Als iemand sterk afwijkt van dat beeld, vinden sommige mensen de autoriteit van die persoon op een onderzoeksgebied moeilijk te accepteren. Sowieso is er een groeiende tendens dat wetenschap “ook maar een mening” is. Die meningencultuur zie je terug in de journalistiek. Over onderwerpen als gender, islamisering of klimaatverandering worden vaak voor- en tegenstanders aan het woord gelaten in plaats van op zoek te gaan naar betrouwbare wetenschappelijke inzichten. Polarisering helpt meestal niet om dichter bij kennis te komen. Helaas is het hele businessmodel van social media gebaseerd op polarisering.’

Niet in debat met trollenleger

Hebben de heftige reacties Bracke wel eens beïnvloed bij haar keuze van onderzoeks- onderwerpen? ‘Nee, ik blijf onderzoeken wat ik wil. Soms word ik zelfs gesterkt in mijn idee dat ik op een belangrijk thema zit, als ik weer veel haat over me heen krijg. Maar ik ben wel behoedzamer geworden voor mediaoptredens. Ik heb nu een groot Vici-onderzoeksproject lopen dat op een aantal vlakken gevoelig ligt: EnGendering Europe’s Muslim Question. Pas aan het eind van het project zal ik met bevindingen naar buiten treden, om eerst in alle rust het werk te kunnen doen. Grote mediaoptredens doe ik liever niet meer. Daar komt te veel negativiteit uit voort.’ Ook Raisa Blommestijn is voorzichtiger geworden. ‘Ik ben nu druk met de afronding van mijn proefschrift en kan er geen gedoe bij hebben. Omgaan met online haat kost veel tijd. Als ik aangifte van bedreiging wil doen, zit ik vijf uur op het politiebureau. Daarnaast hebben de bedreigingen een enorme emotionele impact. Je kan niet de knop omzetten en meteen weer aan het werk gaan. Maar ik vind het ook geen optie om me dan maar niet meer uit te spreken. Ik wil juist het debat aangaan, op een constructieve manier. Niet online met een trollenleger. Ik kies dus tegenwoordig wat bewuster mijn momenten. Je staat niet altijd even sterk in je schoenen om alle haat aan te kunnen.’

Publieke rol en plicht

Moet je maar accepteren dat online haat part of the job is? ‘Het mag natuurlijk nooit normaal worden gevonden’, zegt Marieke de Goede, hoogleraar politicologie en directeur van het Amsterdam Institute for Social Science Research (AISSR). ‘Je toon matigen of je niet meer in het openbaar uitspreken, is een verkeerde ontwikkeling.

Ik had de gordijnen dicht uit angst dat mensen erachter zouden komen waar ik woon

Sarah Bracke

Als wetenschapper heb je een publieke rol en plicht, je moet zichtbaar zijn en je bevindingen naar een groter publiek brengen. Maar veel wetenschappers – en zeker jonge wetenschappers – kunnen daar betere begeleiding bij gebruiken. We moeten mensen beter voorbereiden en ondersteunen voor ze deelnemen aan het publieke debat. Daarnaast kunnen we helpen reflecteren op een Twitterstrategie. Laat je niet meeslepen in scheldpartijen.’


Handreiking

Universiteiten van Nederland werkt aan de handreiking ‘aanpak bedreiging en intimidatie van wetenschappers’. Daarin komt te staan wat universiteiten kunnen doen ter preventie of bewustwording voorafgaand aan incidenten, tijdens en kort na incidenten en in de nasleep en afhandeling ervan. Ook wordt aangegeven wat getroffen wetenschappers zelf kunnen doen, ter preventie en achteraf. De handreiking wordt op de website van Universiteiten van Nederland gepubliceerd: https://www.universiteitenvannederland.nl/


Naar buiten blijven treden

De Goede probeert er alert op te zijn wanneer een van de onderzoekers verbonden aan het AISSR met online haat te maken krijgt. ‘Helaas gebeurt dat regelmatig. Ik neem dan meteen contact op en vraag of we kunnen helpen. Het is belangrijk dat de instelling van een belaagde wetenschapper direct publiekelijk steun uitspreekt voor die persoon. Je moet bij bedreigingen weten dat je niet alleen staat en dat je hulp kunt krijgen, bijvoorbeeld van ervaringsdeskundigen. Er ontbreekt alleen bij veel instellingen nog kennis op dit terrein, ook bij ons. We hebben meer juridische kennis nodig over wat je kunt doen bij bedreigingen. Technische kennis over hoe je jezelf beter online beschermt, is ook handig. En tot slot is psychologische kennis nodig over hoe je iemand mentaal kunt steunen. Onze wetenschappers hebben meer ondersteuning nodig om naar buiten te kunnen blijven treden.’

De site eerstehulpbijonlinehaat.nl deelt inzichten over online haat en praktische tips over hoe je jezelf beter kunt beschermen.