In het keurslijf

Om de wetenschappelijke top te bereiken, moeten wetenschappers en hun onderzoek aan een stevig pakket eisen voldoen. Instellingen hanteren allerlei voorwaarden en vaak wordt gevraagd om onderzoek vanuit maatschappelijke uitdagingen. Maar kloppen die eisen ook? Of vormen ze een bedreiging voor de academische vrijheid?

Onderzoek 7. Academische vrijheid. In het keurslijf
Fotografie: Eline van Strien

Tekst: Sonja Knols

Academische vrijheid is lang een gegeven geweest’, zegt voormalig rector van de Universiteit Leiden Paul van der Heijden. ‘Maar de afgelopen jaren is over dit begrip steeds meer discussie ontstaan.’ Voor de vaste KNAW-commissie voor de Vrijheid van Wetenschapsbeoefening, waarvan Van der Heijden voorzitter is, was dit een reden om hier een rapport over uit te brengen: Academische vrijheid in Nederland, bedoeld als leidraad voor verdere discussies. Het rapport omschrijft academische vrijheid als ‘het beginsel dat mede werkers aan wetenschappelijke instellingen in vrijheid hun wetenschappelijk onderzoek kunnen doen, hun bevindingen naar buiten kunnen brengen en onderwijs kunnen geven’. Met name die eerste vrijheid staat in Nederland al jaren onder druk, meent emeritus-hoogleraar bio-geologie en oud-rector van de Universiteit Utrecht Bert van der Zwaan. ‘Sinds de jaren tachtig en negentig is de universiteit verzakelijkt. Door hun snel toegenomen omvang worden moderne universiteiten steeds meer geleid als grote bedrijven.’

Steeds minder te zeggen

Voor Holger Gzella, hoogleraar Hebreeuwse en Aramese taal- en letterkunde, was deze nieuwe bestuurscultuur voor hem een van de redenen om in 2019 na vijftien jaar de Universiteit Leiden te verruilen voor de Duitse Ludwig-Maximilians-Universiteit München. ‘Als hoogleraar in Nederland heb je steeds minder te zeggen’, constateert hij. ‘Anderen maken het onderwijsprogramma en bepalen wie er wel en niet worden aangenomen. Als je in een column voor het universiteitsblad iets zegt dat ingaat tegen het beleid van de universiteit, word je op het matje geroepen. En er is een sterke tendens naar maakbaarheid: alles moet kwantificeerbaar zijn. Dat leidt tot een quasi-objectiveerbare waarheid over de kwaliteit van wetenschap.’

Wel of niet nuttig?

Er zijn wetenschappers die de huidige manier van onderzoeksfinanciering ervaren als een van de grootste bedreigingen voor hun academische vrijheid. Ontwikkelingen vanuit het topsectorenbeleid, de Nationale Wetenschapsagenda en de verschuiving van gelden van de eerste naar de tweede geldstroom hebben er in hun ogen toe geleid dat het aandeel ongebonden onderzoek is ingekrompen ten gunste van strategisch onderzoek. Van der Heijden: ‘Universiteiten besluiten waar ze zich op willen profileren en welke onderwerpen ze afstoten. NWO stuurt steeds meer op impact van onderzoek.’ Die impact moet zich uiten in maatschappelijk of economisch nut. Gzella: ‘Als gevolg van die beweging zijn universiteiten steeds meer de R&D-taak van bedrijven gaan overnemen. Maar maatschappelijk nut is een ongrijpbaar begrip. Wie bepaalt of iets wel of niet nuttig is?’

Imago van China

Van der Zwaan, zelf voorzitter van de Nationale Wetenschapsagenda, pleit voor een vergroting van de eerste geldstroom. Die agenda is immers zo breed dat elke tak van wetenschap er wel een haakje in kan vinden. ‘Maar er moet voldoende financiering voor ongebonden onderzoek naast blijven bestaan. Nu is er te weinig ruimte voor grassroots-onderzoek. Dat wordt doodgeknepen in de schaalvergroting van universiteiten en de gevraagde onderzoeksvolumes.’ De trend naar grootschalige projecten vindt ook Gzella ongewenst. ‘De beweging richting grote projecten met brede consortia is funest voor de diversiteit van de wetenschap. Er moet veel meer ruimte komen voor kleine projecten die een verrassende richting inslaan.’

Grote projecten met brede consortia zijn funest voor de diversiteit van wetenschap

Holger Gzella, hoogleraar Hebreeuwse en Aramese taal- en letterkunde

Volgens Van der Heijden zou het NWO-Talentprogramma daarvoor een aangewezen instrument kunnen zijn, ware het niet dat de vereiste inbeddingsgarantie onderzoekers in zijn ogen alsnog in het keurslijf van instellingsbeleid dwingt. Van der Zwaan ziet nog een andere bedreiging vanuit de nadrukkelijke interesse van de statelijke macht in het werk van universiteiten. ‘Neem het recente voorbeeld van de hoogleraar Chinese taal en cultuur aan de Rijksuniversiteit Groningen wie het contractueel verboden werd om ‘het imago van China te beschadigen’. Dat is nog vrijwel geen onderwerp van discussie, maar wel een zorgelijke ontwikkeling.’

Ongebonden onderzoek

Wat moet er nu gebeuren? De overheid, de universiteiten en NWO moeten er actief voor zorgen dat academische vrijheid vorm kán krijgen, volgens Van der Heijden. ‘Dat begint met het verschaffen van voldoende financiële middelen voor ongebonden onderzoek.’ Vrijheid komt wel met verantwoordelijkheid, benadrukt hij. Als wetenschapper ben je zoals iedere burger te allen tijde gebonden aan de wet. Daarnaast heb je je te houden aan de gedragscode wetenschappelijke integriteit. Dat betekent onder andere dat je transparant moet zijn over eventuele banden met het bedrijfsleven en over welke rol je op welk moment speelt. ‘Het afgelopen jaar zagen we veel wetenschappers in talkshows. Die spreken zich soms niet alleen uit over hun eigen vakgebied. Op zo’n moment – net als op sociale media – moet je duidelijk maken wanneer je vanuit je expertise praat en wanneer je als burger een niet per se wetenschappelijk onderbouwde mening ventileert.’

Minder volume

Gzella somt vlot een aantal concrete maatregelen op die overheid en universiteiten zouden moeten invoeren: ‘Financier meer diverse projecten van minder volume. Bezuinig op de controlewaanzin. Voer een doordacht aannamebeleid in en schenk nieuwe mensen vervolgens het vertrouwen. Hier in Duitsland heb ik als hoogleraar een klein maar vast budget voor ondersteunende staf en een onderzoeker. Daarmee kun je als nieuwe hoogleraar zelf iets opbouwen in een zelfgekozen richting, waarvoor je vervolgens extra fondsen moet werven. Maar dan helpt het enorm dat Duitsland naast de Deutsche Forschungsgemeinschaft (de Duitse NWO, red.) ook een veelheid aan private weten-schapsstichtingen kent met elk een eigen invalshoek.’

Wetenschap als voetbalwedstrijd

‘Vertrouwen is het kernbegrip’, zegt Van der Heijden. Volgens hem heerst in Den Haag een sfeer van tellen en meten die voortkomt uit een algemeen wantrouwen. ‘Gelukkig zie je nu met Erkennen en Waarderen een tegenbeweging ontstaan.’ Van der Zwaan stelt dat de Commissie Weckhuysen vorig jaar een aantal zinnige aanbevelingen heeft gedaan over hoe het anders kan. ‘Wat mij betreft zou de overheid wetenschap moeten zien als een voetbalwedstrijd. Van tevoren stel je de spelregels vast, maar je bemoeit je niet met het spel. Pas na afloop evalueer je wat er de volgende keer anders moet. Op dit moment is het beleid op alle niveaus te veel gericht op voortdurend interfereren en bijsturen. Daar wordt niemand beter van.’