Druk voor jonge wetenschappers veel te hoog
‘We hebben een cultuur gecreëerd waarin mensen voor hun individuele belang (moeten) gaan’, stelt Jeroen Geurts, voorzitter van ZonMw en lid van de raad van bestuur van NWO. ‘Vernieuwing van de huidige beoordelingssystematiek laat onderzoekers meer tot hun recht komen en verbetert de kwaliteit van hun werk.’ Hij pleit voor minder science diva’s en meer team science.
‘De tijd is rijp voor verandering,’ concludeert Jeroen Geurts. ‘Als twee derde van de onderzoekers positief of neutraal staat tegenover nieuwe manieren van het beoordelen van onderzoek en slechts een derde wil vasthouden aan het huidige systeem, betekent dit dat veel mensen openstaan voor vernieuwing.’ Hij reageert op de resultaten van de NWO-enquête onder onderzoekers.
Loopbaan op maat kiezen
Geurts noemt de benadering van de UGent een mooi model. In Gent bepalen wetenschappers zelf welke rol ze willen spelen binnen hun vakgroep en de universiteit. Op zijn eigen neurowetenschappelijke afdeling draait hij nu drie jaar een pilot die raakvlakken hiermee heeft. Geurts’ werknemers mogen een loopbaanpad op maat kiezen, wat op veel enthousiasme kan rekenen. Als ze hoofdzakelijk onderzoeker willen zijn, doen ze vier dagen per week onderzoek en geven ze één dag onderwijs. Willen ze een carrière als docent, dan geven ze minimaal drie dagen per week onderwijs en doen ze maximaal twee dagen onderzoek.
Beter in onderzoek én onderwijs
De onderzoekers moeten vernieuwende ideeën hebben over hun onderzoek en geld binnenhalen om hun winkeltje te draaien. Het maakt Geurts niet uit of ze aankloppen bij ZonMw, NWO, Europa, het bedrijfsleven of de farmaceutische industrie. Van de docenten verwacht hij – net als van de onderzoekers – ambitie. Ze moeten bijvoorbeeld een senior-kwalificatie onderwijs halen, hun visie neerzetten en vernieuwend onderwijs ontwikkelen. Geurts: ‘Denk aan serious gaming, apps, een digitale snijzaal. Wat ze met hun twee dagen onderzoek doen, mogen ze zelf weten. Na deze drie jaar is iedereen beter geworden in onderzoek én in onderwijs. Ze voelen weer ruimte.’
Ontwikkel vernieuwend onderwijs met serious gaming, apps, een digitale snijzaal
Het jaargesprek met zulke academici gaat over de inhoud van hun werk en over zichzelf als onderzoeker, en niet uitsluitend over de statuur van de tijdschriften waarin ze hebben gepubliceerd. ‘De onderzoekers komen met drie tot vijf artikelen die ze zelf belangrijk vinden. Daarover vraag ik: Welke doelen heb je gesteld? Welke keuzes heb je gemaakt? Welke boodschap wil je neerzetten?’
Individuele bijdrage aan geheel
Geurts besloot parttime bestuurder te worden, omdat hij vond dat het met de wetenschap als systeem niet goed zat. ‘De druk is voor jonge wetenschappers veel te hoog geworden. We hebben een cultuur gecreëerd waarin mensen voor hun individuele belang (moeten) gaan: ze willen een prijs winnen, een aanvraag binnenslepen of de Spinozapremie krijgen. Onderzoekers worden science diva’s, terwijl we juist veel meer team science nodig hebben.’ Daarmee onderstreept Geurts Belle Derks’ opmerkingen, die pleit voor minder supersterren [zie pagina 8]. Van de geënquêteerde onderzoekers vindt twee derde dat team science een rol mag spelen bij het beoordelen van een subsidieaanvraag. Geurts licht toe wat hijzelf onder team science verstaat: ‘Sommige mensen kunnen goed beursaanvragen schrijven, anderen kunnen heel precies labonderzoek doen, weer anderen zijn goed in onderwijs geven of in wetenschap valoriseren of populariseren. Binnen een team zijn dat allemaal noodzakelijke rollen die vervuld moeten worden. Je kunt elk teamlid waarderen voor diens bijdrage aan het geheel.’
Lees het artikel waarin Belle Derks pleit voor minder 'supersterren'
Géén in beton gegoten criteria
Dus ja, natuurlijk wil hij dat de bestaande beoordelingssystematiek verandert. En daarvoor wil hij géén in beton gegoten kwaliteitscriteria hanteren, want: ‘Wat kwaliteit is, kunnen we nooit op groepsniveau beantwoorden. Je kunt bijvoorbeeld niet zeggen dat onderzoek altijd een maatschappelijke doelgroep moet bedienen. Onderzoek kan ook cultureel verrijkend zijn of simpelweg kennis opleveren waarvan je nog niet weet wat je er als maatschappij aan hebt. Ook zo’n uitkomst is belangrijk.’
Wat is kwaliteit?
Wat is kwaliteit, hoe kun je het meten en hoe kun je onderzoekers vergelijken? Het eind 2018 gestarte NWO-project Toewerken naar een nieuwe omschrijving van kwaliteit werkt aan een antwoord op deze drie vragen. ‘En dat is best ingewikkeld’, zegt Rosemary van Kempen, senior beleidsadviseur en coördinator Vernieuwingsimpuls/Talent Programma bij NWO. ‘Want wat betekent kwaliteit binnen de verschillende financieringsinstrumenten van NWO? Kijken we bij de Vernieuwingsimpuls anders naar kwaliteit dan bij de open competitie? Verschilt de definitie van kwaliteit tussen disciplines?’ NWO neemt bij deze heroriëntatie de huidige maatstaven als uitgangspunt. Van Kempen: ‘Voor de Vernieuwingsimpuls kijken we nu naar de kwaliteit van de onderzoeker, het voorstel en de kennisbenutting. Voldoen die criteria of moeten we die uitbreiden in het licht van nieuwe ontwikkelingen, zoals Open Access of DORA (de San Francisco Declaration on Research Assessment die NWO, ZonMw en KNAW onlangs hebben ondertekend)? Het wetenschappelijke landschap is in beweging, nieuwe ontwikkelingen gaan heel snel. Daarin proberen we mee te bewegen.’ Zo heeft NWO inmiddels afscheid genomen van de H-index en van de journal-impactfactoren als maten voor de beoordeling van kwaliteit. In plaats daarvan is vorig jaar het narratief rond de output geïntroduceerd. Van Kempen: ‘We willen graag weten of beoordelingscommissies hiermee uit de voeten kunnen. Het houdt in dat we Veni-aanvragers niet langer dwingen om een tijdrovende aanvraag te schrijven, maar vragen te motiveren waarom ze de beste kandidaat zijn.’ Dit doen ze door een cv op te stellen, waarin ze hun belangrijkste output toelichten en een korte beschrijving geven van het onderzoeksidee. Een kleinschalige enquête onder commissieleden wijst uit dat zij enthousiast zijn over deze vernieuwing. Kwantitatieve maten die iets zeggen over de kwaliteit van publicaties, zoals aantallen citaties, tellen overigens nog wel mee, evenals de interviews met de aanvragers.